Deze zeer zeldzame Alocasia-soort komt uit de regenwouden van Papoea-Nieuw-Guinea waar deze als onderbegroeiing voorkomt. De omhoogstaande, pijlvormige bladeren vallen op door de frisgroene kleur en goed zichtbare nerven die vooral aan de onderkant van het blad goed zichtbaar zijn. De bladeren kunnen tot 60 cm lang worden op een bladsteel tot 90 cm. Als kamerplant blijft de soort veelal kleiner. De bloeiwijze is wit tot roodkleurig en bestaat uit een schutblad en spadix, zoals kenmerkend voor aronskelken. Na bestuiving volgen oranje-rode bessen.
De soort kan als kamerplant gehouden worden met een lichte standplaats zonder direct zonlicht en een goed doorlatende grond met organisch materiaal. Als de luchtvochtigheid onder de 60% ligt, kunnen de bladeren regelmatig worden besproeid met water voor een goede groei.
Zaaibeschrijving: Het al gekiemde zaad kan direct worden geplant in een goed doorlatende grond. Bijv. een mix van Spaghnum, zand en kokosgrond. Het geheel vochtig houden en warm zetten (25-30grC is optimaal).