Dit is een zeer zeldzame soort uit het noorden en oosten van Borneo. Daar groeit de plant in het laagland regenwoud en dan meestal op plaatsen waar wat zand in de bodem zit. De bijzondere bladeren zijn smal en pijlvormig, waarbij de nerven wat donkerder gekleurd zijn dan de rest van het blad. De bladeren kunnen ongeveer 50 cm groot worden en hebben gevlekte bladstelen met donkerbruine lijnen. De bloeiwijze verschijnt vaak met meerdere tegelijk en wordt ongeveer 8 cm groot. De korte spadix is roze-wit gekleurd en wordt omgeven door een roze-groen schutblad. Na bestuiving worden de bloemen gevolgd door oranjerode vruchten met daarin 1 zaad.
De soort kan worden gehouden als kamerplant. Zorg daarbij voor een lichte standplaats zonder direct zonlicht, een hoge luchtvochtigheid (of besproei de bladeren regelmatig met water) en een goed doorlatende, organische grond met wat zand.
Zaaibeschrijving: Het al gekiemde zaad kan verder ontwikkelen in Spaghnum-mos. Na de vorming van de eerste blaadjes kan deze worden verpot in een luchtig grondmengsel met bijv. Spaghnum, turf, kokosvezel en/of ander organisch materiaal.
Foto 1: Albert Kang
Foto 2: Kuan-Chieh (Chuck) Hung