Deze Amorphophallus-soort produceert een opvallende, witte bloeiwijze. Deze kan een grootte bereiken van 40 cm en verspreidt een onaangename geur om aasinsecten aan te trekken voor de bestuiving. Na bestuiving worden er rode vruchten gevormd met daarin 1 zaad. De plant groeit vanuit een ondergrondse knol met telkens 1 parapluvormig blad dat wordt opgevolgd door een groter blad. Het blad kan in de natuur een hoogte bereiken van 2 meter en heeft een sierlijke, gevlekte bladsteel. Als kamerplant blijft de plant echter wat kleiner. Als de knol voldoende energie heeft opgeslagen, kan de bloeiwijze gevormd gaan worden. Vanaf zaaien zou dit al na 3-5 jaar kunnen lukken. De kleur daarvan is natuurlijk opvallend, maar ook de spadix is wat dikker dan bij veel andere Amorphophallus-soorten en heeft iets weg van een muts.
De soort groeit van oorsprong in het laagland regenwoud van Thailand, Maleisië en Indonesië waar deze vooral op meer open plekken voorkomt. Zorg bij een groei als kamerplant dan ook voor een lichte standplaats, maar zonder direct zonlicht. En daarnaast voor een goed doorlatende, constant licht vochtige grond met veel organisch materiaal en een temperatuur van bij voorkeur boven de 20grC. Als de plant in rust gaat (en er dus geen blad zichtbaar is), kunt u de grond licht vochtig houden waarna de knol vanzelf weer zal uitlopen.
Zaaibeschrijving: Zaaien in een luchtig mengsel van bijv. Sphagnum-mos en kokosvezel. Geheel licht vochtig houden en laten kiemen bij 25-30grC.