De bloemen van de nam-nam bloeien aan de stam en worden gevolgd door bijzonder gevormde vruchten. Die lijken op namu-namu, een Indonesisch pasteitje, waardoor de soort nam-nam of namu-namu (in Indonesië) is gaan heten. De vruchten zijn eetbaar en hebben na rijping aromatisch, geel vruchtvlees. Elke vrucht bevat een groot zaad en ook dat is eetbaar. Vaak wordt het gekookt of geroosterd en als smaakmaker toegevoegd aan gerechten. De soort heeft ook al sinds oudsher allerlei medicinale toepassingen.
Het is een struik of kleine boom die van oorsprong in het westelijk deel van Maleisië voorkomt. In vochtige bossen waar wel elk jaar een droge periode is. Qua temperatuur is de soort dan ook heel tropisch, maar de plant is redelijk bestand tegen tijdelijk wat drogere grond. Het blad is decoratief en glanzend, waarbij jong blad eerst een roze kleur heeft om planteneters te ontmoedigen. De plant kan eventueel ook worden opgekweekt als bonsai-boom. Zorg voor een zonnige standplaats.
Zaaibeschrijving: Kort houdbare zaad enkele uren laten weken in water. Daarna zaaien in zaai- en stekgrond en bij 25-30grC laten kiemen. Grond daarbij constant licht vochtig houden. Kieming meestal na enkele weken, maar kan langer duren.