Deze liaan groeit in het regenwoud van Zuidoost-Azië en vormt kronkelende, houtige stengels. Sommige stengels vormen een ladderachtige vorm, waardoor ze ook wel apenladders worden genoemd. De soort kan in de tropen tot 15 meter hoog groeien en slingert zich daarmee hoog in bomen. De vrij kleine bloemen groeien met vele in clusters en zijn wit gekleurd met een geel centrum. Ze hebben iets weg van een orchidee, waardoor deze groep planten ook wel orchideebomen wordt genoemd. Voorheen behoorden ze allemaal tot het geslacht Bauhinia, maar tegenwoordig zijn de klimmende soorten ondergebracht in het geslacht Phanera en Lasiobema (zoals deze soort). De struiken en bomen zijn in het geslacht Bauhinia gebleven. Aan het blad van deze soort is de link met de Bauhinia-soorten nog goed te zien, want het is hartvormig (‘obcordate’) en dat is kenmerkend voor orchideebomen. De uiteinden van het blad zijn bij deze soort puntig.
De soort kan worden gehouden als kamerplant, waarbij het mogelijk is om de grootte te beperken door te snoeien. Zorg voor een lichte standplaats en een goed doorlatende grond met organisch materiaal.
Zaaibeschrijving: Zaden op 1 plek schuren met schuurpapier, totdat er kleurverschil zichtbaar is. Daarna 24 uur laten weken in water en zaaien in zaai- en stekgrond. Grond constant licht vochtig houden en laten kiemen bij 25-30grC. Kieming meestal na enkele weken, maar kan volgen zolang de zaden hard zijn.